Samen de bodem in: wie gaat het eerst?
Over een integrale bodemaanpak door aannemers, saneerders, archeologen, nuts en het opsporingsbedrijf
Bij StadLandWater steken we graag onze kop in het zand. Letterlijk dan. Want werken onder het maaiveld levert interessante vraagstukken op. Zeker op binnenstedelijke locaties, waar de geschiedenis haar sporen heeft achtergelaten. Onzichtbaar voor winkelend publiek, maar heel erg aanwezig zodra je de bestrating verwijdert en een schep in de grond steekt. Denk aan verontreiniging in de grond, menselijke skeletten of oude stadsmuren, oude kabels en (gietijzeren) leidingen en ontplofbare oorlogsresten.
Combineer al die bodemvreemde elementen en je staat voor een ingewikkelde puzzel, want wie gaat er als eerste de grond in om zijn werk te doen? De civiele opsporingsbedrijven willen niet in verontreinigde grond aan het werk en ook de nuts staan in zo’n geval niet te trappelen. Eerst saneren dus. Maar in een grond vol kabels en leidingen zou dat zomaar kunnen betekenen dat een kabel helemaal vrij komt te hangen met als risico dat-ie breekt. En van wie is die kabel, is de leidingbeheerder bekend of is het een wezenleiding? Zo’n kabel moet dus eerst tijdelijk verlegd, ondervangen of verwijderd worden. Nee, een ideale werkvolgorde is er niet en iedereen wijst naar elkaar – en terecht. Arbo-beleid of regelgeving eist dat zelfs van ze. Dus wat te doen?
In Deventer stonden we al meerdere keren voor diezelfde uitdaging. Maar al doende leert men en inmiddels hanteren we een methode die werkt voor alle partijen. Die aanpak delen we in dit artikel met je.
Samen het wiel uitvinden
Er is veel regelgeving en er zijn tal van wetten die voorschrijven wat je aanpak per onderdeel zou moeten zijn. Maar het bij elkaar brengen van de verschillende disciplines moet je zelf bedenken en voorleggen aan bevoegd gezag. Bij een project met meerdere bodemvreemde objecten zijn er enorm veel raakvlakken tussen de verschillende disciplines. Om tot een goed plan te komen, zetten we daarom saneerder, nuts, aannemer, opsporingsbedrijf en archeologen tegelijk om tafel om aan elkaar uit te leggen welke risico’s ze zien en onder welke voorwaarden ze willen of moeten werken. Zijn de kaders helder, dan is dat je vertrekpunt voor een goed plan de campagne.
Veiligheid gaat voor alles
Veiligheid staat voorop bij elke beslissing die je maakt. Alle partijen moeten daarom elkaars risico’s erkennen, begrip hebben voor elkaars belangen en bereid zijn te doen wat nodig is om tot een veilige werksituatie te komen. In de praktijk betekent dit dat partijen vaak aanwezig moeten zijn zonder een actieve rol te spelen. Hun aanwezigheid is cruciaal, want als het nodig is – er komt onverwachts een leiding tevoorschijn of een verdacht stuk metaal − dan moeten ze direct kunnen bijspringen. Het betekent ook dat ze zich aan meer regels moeten houden dan enkel aan hun eigen regels.
Neem de tijd, maar dan ook echt
Heel belangrijk in zulke projecten is het aspect tijd. Laat je het eropaan komen, dan sta je al met 10-0 achter, want dan krijg je het bevoegd gezag niet mee. Die laat zich namelijk niet onder (tijds)druk zetten. Er is lang niet altijd een passende wetgeving voor een vraagstuk. Meestal niet zelfs. Het bevoegd gezag draagt echter de verantwoordelijkheid en moet zich dus goed inlezen en zeker weten dat de veiligheid geborgd is. Zorg daarom dat je ruim voor de uitvoering alle knelpunten in kaart hebt gebracht. Hoe beter je je plan en je keuzes kunt onderbouwen, hoe gemakkelijker bevoegd gezag haar akkoord geeft.
Pas de regels op de juiste manier toe
Bevoegd gezag kan op ieder moment het hoofd om de hoek steken voor een controle. Houd je je niet aan je eigen plan, dan ligt het werk per direct stil en mag je je werkschoenen pas weer aantrekken als precies is uitgezocht waarom de regels niet zijn nageleefd en hoe toekomstige nalatigheid kan worden voorkomen.
Hoe dat werkt in de praktijk? We geven een voorbeeld
De Keizerstraat in Deventer was een saneringslocatie waar we water moesten afkoppelen en kabels en leidingen moesten verleggen. We verwachtten archeologische vondsten en er was kans op het aantreffen van NGE’s. We zijn toen eerst met alle partners om tafel gaan zitten afvinken: wie heeft wat nodig om aan het werk te kunnen? Uiteindelijk kwamen we tot een plan van gelijktijdigheid. Zo besloten we om op volle sterkte klaar te staan bij het leggen van de rioolbuis: niet alleen de kraanmachinist en grondwerker, maar ook iemand van de nuts, de archeoloog, twee man van het opsporingsbedrijf en de projectleider. Veilig werken heeft prioriteit. Daarom waren – conform de regels van de saneerder − alle aanwezigen vooraf medisch gekeurd en moesten zij zich op locatie, binnen de hekken, houden aan de veiligheidsregels. Dus: pak, laarzen en handschoenen aan. Omdat de saneerder pas mag saneren als het gebied qua NGE is vrijgegeven, werd de locatie eerst handmatig gescand. Zodra duidelijk werd dat er geen explosiegevaar was, kon de saneerder beginnen. Zou hij op een mogelijke archeologische vondst stuiten, dan kon de archeoloog dit gelijk checken. En bij een onverwachte, niet geïdentificeerde kabel, kon de nuts direct polshoogte nemen. Kostte dit allemaal veel tijd? Ja. Maar door het werk op deze manier uit te voeren, namen we geen onnodige risico’s en vorderde het werk weliswaar langzaam, maar gestaag.
Een ander voorbeeld: de Lebuinuspleinen
Ook bij de reconstructie van de Lebuinuspleinen in Deventer, waaronder het Grote Kerkhof, lag de grond vol bodemvreemde objecten. En ook daar stonden we met vijf man tegelijk om het werkvak mee te kijken met wat er gebeurde. Maar voordat er ook maar één straatsteen van z’n plek was gelicht, hadden we al veel tijd besteed aan vooronderzoek. Dat heeft ons in de uitvoering veel tijd en geld gescheeld. Na het opzoeken en bekijken van foto’s en het lezen van rapporten konden we namelijk de conclusie trekken dat de kans op NGE’s nihil was. Een toolboxmeeting voor de medewerkers van de aannemer over NGE’s (wat kun je tegenkomen en wat moet je dan doen) was voldoende om dit risico volledig af te dekken. Dat zorgde voor één werkprotocol minder in het werkvak en daarmee ging de werksnelheid fors omhoog.
Verder bleek uit archeologisch onderzoek dat de eerste 70 cm onder de verharding geroerd was. Tot die diepte konden we dus relatief vrij aan het werk en was de kans op archeologische vondsten nihil. Nou liggen kabels en leidingen meestal op 80 cm diepte. Daarop liet de nuts weten in dit geval van hun eigen regel af te wijken en voor de nieuwe leidingen een diepte van 70 cm te hanteren. Een compromis dus dat veel betekende voor zowel de werksnelheid als de kosten.
En zo maakten we samen een werkprotocol waar iedereen zich in kon vinden en dat goed doortimmerd was.
Conclusie
Ook al lijkt de puzzel onmogelijk te maken, uiteindelijk is alles uitvoerbaar. Maar neem er wel de tijd voor, om zaken uit te zoeken en om tot een goed plan te komen waar alle betrokkenen én bevoegd gezag zich in kunnen vinden.
Meer weten over een integrale bodemaanpak? Stel je vragen gerust aan Maarten Stadhouders, directievoerder binnenstedelijke projecten. Hij is bereikbaar via m.stadhouders@stadlandwater.nl of 06-49272703.
Projecten
Integrale projectbenadering bij herbestemming binnenstad
Hoe borg je de planning, de onderlinge afstemming en de voortgang van een herbestemmingsproject in de binnenstad? Het antwoord is even simpel als complex: met een integrale projectbenadering.
Werken in een bouwteam: zó slaagt het wel!
Bouwteams worden steeds populairder. Werken in bouwteams is namelijk efficiënt. En meer efficiency betekent minder verspilling van tijd en geld. Daar heeft elke organisatie natuurlijk wel oren naar. Overweegt u een bouwteam op te starten? Met onze 10 tips omzeilt u de grootste valkuilen en gaat u goed voorbereid van start.